Ik had een kwart pannetje met olijfolie op het vuur, en toen het een aardige temperatuur had heb ik er op de mandoline gesneden sjalotten in gedaan. Na een behoorlijk aantal minuten waren die uien roodbruin en heb ik ze door een zeef in een ander pannetje afgegoten. In de overgebleven warme olie heb ik behoorlijk wat knoflook uit de knijper gedaan.
De uitgelekte spaghetti heb ik daarna in de olie gegooid en zachtjes laten warmen en ik heb er een hoop peper uit de molen over gedaan. Toen heb ik met mijn fantastische lange pincet die spaghetti op rollen gedraaid en vanuit de pan op mijn bord gedeponeerd. Daar overheen geraspte Parmezaan en een klontje hele koude roomboter, en ik heb het opgegeten, heerlijk!!, en nu zie ik er enorm tegenop om de hond nog uit te laten.
Ik had nog wat met die sjalotten willen doen...
Ik wilde niet flauw doen, dus heb ik op die Palestijnse rothond gepast van 9.00 uur ’s morgens tot 9.00 uur ’s avonds. Ik dacht: dat lukt me wel, er is ruimte zat en ik ben een hond gewend. Nou, er bleef niets over van mijn kerstgedachte: ik heb hem met een dweil voor zijn kop geslagen en regelmatig aan zijn nekvel een eindje boven de grond gehouden, maar het leek wel of hij dat kon waarderen: hij wilde naast me op de bank, hij wilde bij mijn oude hond in de mand, hij kwispelde…. En een ravage in mijn huis!
Zeg ik tegen Mevr. A. “Die hond gaat volgende week op cursus bij iemand die een soort hondenfluisteraar is”. Zegt Mevr. A.: “Waar gaat het toch naar toe met de wereld, dat je nu al moet fluisteren met je hond”.
Zegt mijn oudste broer (bouwjaar 1927) : “Gauguin heeft me de oorlog doorgeholpen. Toen ik gedwongen was om opgevouwen onder de dakpannen te zitten, had ik als enige afleiding een boek met plaatjes van de schilderijen van Gauguin, en je weet het Loek : A thing of beauty is a joy forever”.