(Lang geleden)
Eind 80-er jaren
bereisde ik regelmatig Indonesië. Ik controleerde projecten voor een
hotelketen. In mijn vrije tijd controleerde ik projecten voor
missie-organisaties. Je zag er vreemde dingen. We moesten ergens
tanken, de pompbediende lag te slapen op een stapel oude banden,
claxonneren hielp niet, ik gaf hem een porretje en hij viel dood van
die stapel. Dat soort dingen.
Voor een
missieorganisatie controleerde ik ooit kleinschalige
varkensfokkerijtjes. Dat was op Sumatra, in streken waar weinig
moslims woonden natuurlijk. Ik ging bij vijf fokkerijtjes langs, elk
in een ander dorp, wat nogal een gedoe was want het was net de tijd
van de rijstoogst en die wordt daar dan op de weg te drogen gelegd.
Daar ga je natuurlijk niet overheen rijden (bobo´s doen dat wel) en
er langs rijden kan niet want dan zak je in de modder. Die vijf
fokkerijtjes werden gerund door een gepensioneerde missionaris op een
derdehands brommer. Toen ik hem de eerste keer zag dacht ik "Hé,
een Indonesiër met een lange baard", zo bruin was die man.
Nu was er in de
buurt van een van die projectjes iets soortgelijks opgezet door ons
Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, dus daar ging ik eens
kijken. Het was ongeveer even groot als die andere, maar er was wel
een verschil: dat project werd gerund door
vijf Nederlanders, waaronder een socioloog en een
poppenkast-speelster. Van
poppenspel heb ik er niet kunnen genieten want ze waren alle vijf
dronken. Van dorpelingen hoorde ik dat ze dat altijd waren. Die
poppenkast-speelster, volgens eigen zeggen een "communicatie
specialiste", wilde met me naar bed, wat ik van mijn meereizende
pleegdochter niet mocht. Niet dat ik het van plan was trouwens.
Aan het einde van
zo´n reis maakte ik mijn verslag en daarna ging ik dan enkele dagen
naar een stukje Indonesië waar ik niet eerder was. Deze keer zat ik
op Bali mijn eindverslag te maken. In een bloedhete kamer, want
airconditioning vind ik nog erger. Als ik over het beeldscherm van
mijn draagbare computer, toen nog het formaat van een kleine koffer,
naar buiten keek zag ik mijn dochter in het zwembad liggen. Op een
avond bespraken we waar we naar toe zouden gaan als ik klaar was.
Timor besloten we. Uiteindelijk ging dat niet door vanwege de enorme
reistijd, wat maar goed was want het was enkele dagen voor dat
bloedbad in Dili. Het werd Lombok. Erheen vliegen lukte niet want het
was een shuttle en dan moet je een dag of twee in de rij staan of
steekpenningen betalen, en aan beide heb ik een hekel. We gingen met
een boot, een roestig gevaarte dat licht scheef hing. Gelukkig hadden
we een koffersjouwer, want je moest over enge trapjes naar boven.
Mijn dochter droeg een jurk, dus van die koffersjouwer mocht ze voor
gaan.
De eerste klas
was een donker hol met een brullende TV, waar het erger naar zweet
stonk dan ik ooit eerder geroken had. De tweede klas was vol, dus we
besloten maar derde klas te gaan zitten, dat wil zeggen op het dek.
We hadden van daar zicht op het ruim, waarin diverse nog net niet uit
elkaar vallende vrachtwagens stonden. In de laadbak van een van die
vrachtwagens lag een platte plastic zak van twee bij vier meter,
waaruit op elke vierkante decimeter een eendennek stak. Bij aankomst
vier uur later was een kwart van die eenden dood en wij totaal
verbrand. Die aankomst was wel van een -zeg maar gerust-
kalenderachtige schoonheid: ondergaande zon, bergen, vissersbootjes
in een baai... Toen er nog maar één vrachtwagen in het ruim stond
wilde mijn dochter al dat trapje af, weer naar beneden het ruim in,
maar omdat ik zag dat de sporten hier en daar nogal scheef waren
weggedrukt zei ik dat ze even moest wachten. Die laatste vrachtwagen
zette zich in beweging, schoot een eind terug en het trapje was
helemaal plat. Mijn dochter was uren later nog wit.
Naar Lombok hoef
je niet heen. Op een enkele kleurrijke Spaanse pepermarkt na is het
er òf precies een te toeristisch deel van Bali òf er is geen
accomodatie. Zelfs geen "losmen", logement. Ze hebben er
diverse tempels, maar daar heb je na Bali even geen behoefte aan. In
mijn gids stond dat de helft van de bevolking moslim was. Nou, dat
was dus de hele bevolking met alle gedoe van dien. In het museum kon
het licht niet aan want het was vrijdag en dan zat de persoon die het
knopje mocht bedienen in de moskee. En overal van die vreselijk
vervelende apen. Eentje, niet hoger dan 30 centimeter, greep mijn
pink; het was alsof er met een waterpomptang in werd geknepen. We
verhuisden van zo´n eng Club Med-achtig hotel naar een ander in de
hoofdstad, een hotel vol Belgen en met de vreemde naam Granada. Hoe
komen ze aan zo´n naam. Maar ik moet zeggen: na een maand lang
enkele keren per dag koffie zonder suiker en met koude verse melk, en
thee zonder suiker en met citroen te hebben besteld, en die
bestelling nooit maar dan ook nooit correct gekregen te hebben, was
het hier de tweede keer in orde. Als je ontbijt op het tafeltje in je
tuintje werd gezet sprongen er wel ogenblikkelijk een paar schurftige
inteeltkatten op (knopen in hun staart), op de vloer van de kamer lag
een ruw hoopje cement waaraan je steeds vreselijk je voet stootte en
in het restaurant liepen er over de tafels bendes heel erg kleine
maar supersnelle miertjes, de Lombokse Race-mier volgens mijn
dochter. Die, toen ze de eerste keer de badkamer in ging, in glas
trapte. Toen ik haar voet verbond kon ik zien dat het met haar
voetschimmel beter ging. Ik denk omdat, toen we de dag ervoor bij
Dany´s sate waren wezen eten (erg lekkere sate, van gehaktballetjes
en van merg en zo, maar wel weer die katten en geen bestek), ze in
het toilet ineens met haar blote voeten in 20 centimeter urine stond.
Die blote voeten, dat kwam omdat we vlak daarvoor in een zeer lek
bootje vervoerd waren geworden vanaf Gili Aer, waarover verder meer.
De flora van
Lombok is erg interessant. Daar "begint Australië" zeg
maar, evolutionair-technisch. Mocht u per se naar Lombok willen gaan
dan enkele tips. Overal op de muren staat "Patut Patuh Pacu",
als ik het goed heb onthouden. Pacu spreek je uit als patsjoe. Die
tekst betekent iets in de trant van "alles samen goed"; als
iedereen samenwerkt dan gaat alles goed.
Wat u er moet
gaan zien is dat paleis in de buurt van Mataram, en daar dan dat
balkonnetje van waaruit die koning in de badruimte van de dames kon
kijken. En ze hebben er een enorm lekkere soort bebotok (gehakt in
koolbladeren), wat ze daar bèhbuttok noemen. Van geitenvlees dus. En
als u met Lombokkers eet, zonder bestek dan dus, alleen uw
rechterhand gebruiken. De linker is om je achterste af te vegen. En,
we zijn nu terug aan tafel, pas je rechter hand spoelen in die kom
als iedereen klaar is. Allemaal tegelijk. Patut Patuh Pacu.
Dat eiland Gili
Aer, daar moet u niet intrappen. Een enorme pannenkoek met 100 koeien
en 1000 klapperbomen. We zaten er wel, dat moet ik toegeven, in een
losmen voor zeven Euro per dag voor twee personen voor een huisje met
een betegeld hoekje waar je je met water kunt overgieten, veranda met
ligstoelen, twee grote bedden met klamboes, volledig pension (ze
lopen een uur als je vraagt of je dit of dat kunt eten) en koffie en
thee zoveel je maar wilt. Dat wel. Nu zal het er trouwens nóg
goedkoper zijn. Stroom en telefoon is er niet op dat eiland, dus je
moet niks aan je blinde darm krijgen. En een draagbare computer kan
je er niet gebruiken want binnen de kortste keren staat dan helft van
de bevolking om je heen, te kijken hoe je probeert de torren van je
beeldscherm weg te slaan.
Toen we van
Lombok naar Gili Aer gingen lag er een bootje klaar, waarnaast enkele
mensen zaten te wachten. Na betaald te hebben stapte iedereen in en
we vertrokken. Dat systeem is simpel. Indonesiërs wachten uren tot
er een toerist komt die voor de hele overtocht betaalt. Een van de
passagiers raadde me de losmen Bu Pati aan als enig goed
logeer-adres. Later bleek hij natuurlijk de eigenaar. Zijn vrouw
vertelde me een verhaal. Dat er Australiërs zaten met een meisje van
een jaar of twee, dat die Australiërs in ene weg waren met
achterlating van dat kind, maar dat ze na enkele jaren dat kind toch
maar waren komen ophalen. En dat zij Pati heet en dat kind dus Bu
Pati zei, moeder Pati. En dat haar man dat wel een goede naam voor
die losmen vond. Bu Pati klinkt als Bupatih, districthoofd.