[In Koken voor Napoleon (Anne Scheepmaker) wordt uitgelegd dat Reve met Nooteboom gaat eten, en met "landgenoot G." en met "M.". Dat zijn respectievelijk Nuis (waarom "G" weet ik ook niet) en Mulisch. Edinburgh 1962.
Ik vergat trouwens gisteren te melden dat ik Maarten een paar dagen vervang. Hij zit in Lissabon.]
Aldus belanden wij in een nogal bekakt restaurant, veel te duur in verhouding tot de kwaliteit van het gebodene, met enorm veel voorsnijderij, warmhouderij, wijngieterij uit korfje, vragen of het gesmaakt heeft, etc. Alleen de kok, met muts, die een praatje komt maken, ontbreekt nog. Ik word al beroerd van een restaurant in het algemeen, omdat mijn overtuiging eist dat de mens in het geheim, alleen, bij voorkeur achter een juten gordijn gezeten, zijn voedsel tot zich neemt, dat bovendien nog van de allereenvoudigste soort dient te zijn, met volop rauwe wortel, gekookt paardenhart en rauwe koolraap, alles zo mogelijk genuttigd van vetdicht pakpapier op een onderlaag van koeranten. Eten in het bijzijn van tientallen andere, en nog wel onbekende, mensen, vind ik heel wat ontuchtiger dan in hun bijzijn de geslachtsdaad uitvoeren. En zich voor geld aan tafel te laten bedienen door iemand die men niet kent en die je waarschijnlijk haat, dat is volstrekt zondig, en kan nooit worden goedgepraat. Maar er zijn heel wat mensen, die er anders over denken. Kennelijk deelt geen van mijn drie tafelgenoten mijn mening.
Op weg naar het einde en Nader tot u
Koop die boeken als je ze niet kent!
Herlees ze als je ze wel kent!
Herkenning
Nu weet ik, wie gij zijt,
de Jongen die ik eenzaam zag te Woudsend en daarna,
nog op dezelfde dag, in een kafee te Heeg.
Ik hoor mijn Moeders stem.
O Dood, die waarheid zijt: nader tot U.