vrijdag 22 april 2011
Hart onder de riem...
Die orchideeën die uitgebloeid waren, die deden maar niks. Maar zie, in ene heeft de helft nieuwe bloemstengels. De planten in de kamer (18 / 15°, veel licht, normaal water) echt helemaal nieuwe stengels, en die op zolder (15 / 10° tot voor kort, wat minder licht en water) krijgen stengels voornamelijk aan knopen in afgeknipte bloemstengels. Zo leer je eens wat...
Gisteren
Ganze-ei, antroewa, emping.
Kookte het ganze(n)ei. 10 minuten, nadat het water kookte, zacht laten doorsudderen. Was nog niet gestold, maar wel enorm lekker. Niet verstandig als het een wild ei is, trouwens. Paratyphus...
Flink lang laten schrikken (je broek uittrekken bv).
Palmolie (niet te heet!), gemberwortel, sjalot, knof, lombok...
Massala (daoen salam, korianderzaad, komijn, iets kaneel, iets zwarte peper, iets steranijs, iets karwij, amchur).
Snij de antroewa (nu pas; moet er meteen in want anders verkleurt het).
Als vloeistof gebruikte ik sake, maar goedkope Chinese rijstwijn was beter op zijn plaats geweest natuurlijk.
Ei pellen en aan stukjes snijden. En erbij.
Frituur emping. Emping manis, zoete, smaakte er uitstekend bij!
Ik bakte ook emping voor de buurvrouw. Vorige keer (leverde het de volgende dag af) was het slap. Dus nu liet ik het koelen en pas daarna in plastic. Is nog steeds niet perfect. Moet gewoon supervers zijn. Punt. Maar wel verslavend lekker...
Emping melindjo
Vrijdag. Gedicht.
Woutertje Pieterse. Per kind geniaal.
Ik heet Tryntje Fop,
En heb een muts op myn kop.
Lukas de Bryer, op het Vaderland.
Vaderland, koek en amandelen,
Ik ga in de maneschyn wandelen,
Koek, vaderland en brandewyn,
Ik ga wandelen in de maneschyn,
Vyf vingers heb ik aan myn hand
Ter eer van 't lieve vaderland.
Lysje Webbelaar, op het beroep van haar vader.
De kat viel van de trappe,
Myn vader verkoopt aardappe-
Len en uyen.
Jannetje Rast, op een windwijzer.
Hy staat op een schoorsteen van binnen vol roet,
En wyst aan den wind hoe hy waaien moet.
(Karel van het Reve was vooral van deze zeer gecharmeerd.)
Grietje Wanzer, op een rups.
Het rupsje zonder schromen,
Springt rond op alle boomen.
(Ik heb het al eens geschreven: "O rupsje zonder schroomen, / Zoudt gij niet uit Tollens koomen?")
Leendert Snelleman, op de lente.
In de lente is het heel aardig,
In Mei is myn broertje jarig,
Maar nu heeft hy wintervoeten,
Zoodat wy de lente pryzen moeten.
Dan gaan wy samen kuieren,
En op paasch, vacantie met eieren.
Slachterskeesje, lofdicht op den meester.
Myn vader heeft menigen os den doodsteek gegeven,
Maar meester Pennewip is nog in leven.
Soms waren zy mager, en somtyds vet,
En hy heeft zyn pruik op zy gezet.
Lukas de Wilde, op de godsdienst.
De godsdienst is een goede zaak,
En geeft het menschdom veel vermaak.
Louwtje de Wilde, op de vriendschap.
De vriendschap is een schoone zaak,
En geeft het menschdom groot vermaak.
Tsja...
Wimpje de Wilde, op het hengelen.
Het heng'len is een schoone zaak,
En geeft het menschdom veel vermaak.
Tsja...
Truitje Gier, op juffrouw Pennewip.
Het pad der deugd wyst zy ons aan,
Wie zou niet gaarne medegaan?
En in verloren oogenblikken
Leert zy ons naaien, stoppen en stikken.
Klaasje van der Gracht, op God.
Grootmachtig Opperheer, verbazing, hoogverheven,
Met stof, en stergewoel, van 't aardsch bazuingeschal!
Verbeelding, tydsgewricht, Verzoening, juichend beven,
Wie zegt ons waar 't gewoel, een einde nemen zal?
Tot weêrklank van Genaê, met Eng'len op de transen,
Gevaar van 't smalle pad, uit onbekend genot...
Een vader weegt zyn kind, met eeuw'ge kroonbalansen,
Zich spieg'lend in, en door, en op, en onder God.
Laat vry de zondenval, op onwaardeerbre wyzen,
Het zevenslotig boek, een zang van 't boos geslacht,
Nooit zal het sterflyk lied, by nacht naar onder ryzen,
Dit vers is saamgedicht door Klaasje van der Gracht van den katechiseermeester, boven den pottenwinkel, in de Peperstraat, oud dertien jaar, en ongevaccineerd ter eere der predestinatie, waar de vliegende theeketel uithangt.
Leentje de Haas, op admiraal de Ruyter.
Hy is op een toren geklommen,
En heeft daar touw gedraaid,
Toen is hy op zee gekommen,
En werd met roem bezaaid.
Hy wou 't er niet by laten,
En heeft Saleh geveld.
Toen hebben heeren Staten
Hem aangesteld als held.
Toen is hy aangekomen
In 't roofziek Engeland.
Dat heeft hy zonder schromen
Belegerd en verbrand.
Hy heeft veel christenslaven
Met vryheid overstrooid.
Toen hebben Neêrlands braven
Zyn glazen ingegooid.
Tot afschrik van verraders
Toen hy de zee bevoer,
Was zyn naam bestevader,
Zyn vrouw was bestemoêr.
Hy gaf de eer den Heere,
En was als Christen groot.
Toen kreeg hy door zyn kleeren
Een kogel, en was dood.
Publié par Maarten van Thiel à 18:27:00