zondag 21 april 2013

Erich Kästner


Liefde toe

'Ik ben getrouwd' zei ze. 'Mijn man reist voor een tricotagefabriek. Op het ogenblijk is hij in het Rijnland. Dan reist hij naar Würtemberg. Hij is minstens nog tien dagen onderweg. Wil je zolang blijven?'
     Hij dronk de koffie op en gaf geen antwoord.
     'Ik heb iemand nodig,' verklaarde ze heftig, alsof men haar had tegengesproken.
     'Nooit is-ie hier, en als ie er is, is het de moeite ook niet. Blijf deze tien dagen bij me. Maak het je gemakkelijk. Ik kook goed. Geld heb ik ook. Wat wil je vanmiddag eten?' Ze begon met de huishouding en keek angstig naar hem.
     'Eet je graag kalfslever met gebakken aardappelen? Waarom antwoord je helemaal niet?'
     'Hebben jullie telefoon?' vroeg hij.
     'Nee,' zei ze. 'Wil je weg?' Blijf toch. Het was zo heerlijk. Het was zo heerlijk als nooit eerder.' Ze droogde haar handen af en streek hem door zijn haar.
     'Ik blijf immers', verklaarde hij. 'Maar ik moet telefoneren.'
     Ze zei, dat men telefoneren kon bij slager Rarisch, en of hij een half pond kalfslever mee wou brengen, waar niets aan mankeerde. Dan gaf ze hem geld, opende voorzichtig de deur van de overloop, en omdat er niemand op de trap was, mocht hij het huis verlaten.
     'Een half pond kalfslever, maar er mag niets aan mankeren,' zei hij in de slagerswinkel. Dan belde hij, terwijl men hem hielp, Zacharias op. De telefoon zat vol vet.