zondag 5 januari 2014

Stad en land



Vroeger

Heel lang geleden, toen De Drie Gezusters nog een tent was waar je werd bediend door obers in zwarte pakken, en er op de leestafel de Pravda lag, kwam daar een type binnenlopen, gekleed -als ik dat zo mag noemen- in een versleten vloerkleed. Ook zijn haardracht was opvallend. Ik zei "Ober, wie is die man?" -"Dat is meneer Ploppatoe, meneer." "En wat doet meneer Ploppatoe zoal, ober?" -"Meneer Ploppatoe gaat wekelijks naar een bepaald loket van de gemeente meneer, als meneer begrijpt wat ik bedoel." Dit is een van mijn herinneringen aan Groningen, herinneringen die mij te binnen schoten toen ik in die provincie ging wonen.
Ploppatoe overigens kwam ik later tegen in een boek van Hermans als Pouxpartout, Overalvlooien.

Wat herinnerde ik mij nog meer? Dat ik op mijn bovengenoemd bezoek aan Groningen vergezeld ging van de persoon die een tijdje geleden geleden Geest, Koolzuur en Zeik gepubliceerd heeft, de correspondentie van Erich Wichman. Maar dat heeft niets met Groningen te maken. Wel dat ik toen op het Zuiderdiep een schaaltje kocht van zogenaamd Rood Delfts, voor f 80,-, welk schaaltje ik een half uurtje later aan het Groninger Museum verkocht voor een veelvoud.
Wat me ook te binnen schiet aangaande Groningen is dat ooit, in de dertiger jaren, twee Groningers en twee Friezen zich vestigden in mijn geboorteplaats Helmond. Ebben, Daame, Aukes en Hettema. Na de oorlog begonnen ze er een winkeltje in een pand op de Markt. E-D-A-H. Dat pand was in 1950 nog een oorlogs-ruïne en een van mijn vroegste herinneringen. Aukes en Hettema die zijn nog familie van me geworden, en ik herinner me dat ze bij mijn moeder in de keukenkastjes keken of we wel EDAH-koffie hadden. Dat hád mijn moeder: voor de vorm stond daar een "aangebroken" pak.

Waarom weet ik niet precies, maar er waren nogal wat Groningers en Friezen naar Brabant getrokken. Ene Diddens die met de familie Van Asten een dekenfabriek begon, DIDAS. De Gemertse huisarts Tiddens, de vader van mijn moeder. De huisarts Wiegersma (Dorp aan de Rivier) wiens zoon Hendrik, schilder van ongelofelijk mooie portretten, huisarts werd in Deurne. De Deurnse en de Gemertse huisarts vielen soms voor elkaar in, en zo kwam het dat mijn grootvader een bevalling moest doen in een plaggenhut in de Peel. De vrouw lag in dat hutje op de grond en haar man hield de olielamp van de dokter naast haar buik. Beiden hadden er tot op dat moment geen enkele notie van dat er een kind geboren zou worden. Vraag me niet hoe het kan, maar het is zo. Hoe dan ook, er werd een kind geboren en daarna tot grote schrik van deze in bittere armoede levende mensen nóg een. Wat de man, een stroper natuurlijk, de uitroep ontlokte "Dokter! Dokter! Mak dich de lamb oet! Die komme op ´t leegd aaf!"




Dorp aan de Rivier is een prachtig boek. "De knotwilgen staken hun armoedige vuist schuin boven het water uit." Ik geef het regelmatig cadeau; de omninbus van Anton Coolen doet bij de meeste kringloopwinkels een gulden of twee en iedereen vindt het prachtig. Soms geef ik de omnibus van Ernst Claes, maar de ontvanger daarvan moet wel Vlaming of Brabander zijn. "´Dat hoalt èm allemoal uit zèn verkeshoar´, zei Nis. ´Onze Witte hee schoên hoar as er pemmade oan es´, verbeterde Heinke. ´Bezie gij oe oêge´, beet de Witte Nis toe, ´die zaane bêter bij è verke passe as in aave perekop.´" (Dat haalt hij allemaal uit zijn varkenshaar", "Onze Witte heeft mooi haar als er pommade opzit", "Kijk jij naar je ogen, die zouden beter bij een varken passen dan in jouw perenkop".)

Streekromans, dat kan tegenwoordig niet meer. Net zomin als obers in zwarte pakken, alhoewel je dat natuurlijk nooit weet met al die Grand Café´s. Daarom ben ik het wezen controleren. Het was er behalve groter (ik verdwaalde op weg naar de plee, en idem terug) ook lichter geworden in De Drie Gezusters. In die schemering van vroeger kwam Ploppatoe meer tot zijn recht. Nu zou je enkel gedacht hebben "Wat een vies vloerkleed".



De Witte
Zie de varkensblazen!