1
a Zurkelsoep [zuringsoep] van vleessap
b Hutsepot van beentjes met wortelen
c Carbonades [stoofvlees, geen koteletten] met aardappelen
d Fricandeau met schorseneren of opgelegd fruit
e Confituurtaart
f Fruit
2
a Tomatensoep
b Varkensfricassé met aardappelen
c Filetstuk met opgelegde [geweckte] erwten of rode kool
d Pensen [verse worsten] met gestoofde appelen of pruimenmoes
e Rijstgebak met abrikozen
3
a Groentesoep
b Gekookt ribbenstuk met witte saus en aardappelen
c Worsten met bloemkool of schorseneren
d Frikadellen met opgelegde peren of pruimen
e Sneeuwballen [onduidelijk; "Ze bestaat uit luchtig geklopte margarine omhuld met chocolade en bepoederd met bloemsuiker"]
f Fruit
4
a Boonsoep
b Gestoofde beentjes met aardappeltaart en spruiten, of gestoofde savooikool
c Gebraden ribbenstuk met gestoofde andijvie, witloof of selderijknollen
d Poten en oren in de oven gebakken, vermengd met wat in stukken gesneden mager vlees, met ingelegde krieken of stekelbessenconfituur
e Mokkataart
f Fruit
Uitgave van de Boerinnenbond, 210de duizendtal