dinsdag 4 november 2014

Atjeh (1)



Altijd huizen op palen, en varkens eronder
En je poept door de vloer naar de varkens


Vliegtuig naar Medan

Ik zit eerste klas, voor de prijs van business class minus 25%. Er was geen business class, en daarin zit ik normaal met 40% korting, vandaar. Veel verschil maakt het niet uit bij Garuda, behalve dat je nogal wordt aangestaard als je het trapje afkomt.

Ik ga voor de gouverneur van Atjeh uitzoeken hoe ze meegenomen kunnen worden in het Masterplan Toerisme voor Sumatra.
Vreemd. Het gaat er enkel om of de weg van Takengon naar de Batak-landen, bijna 100 jaar geleden aangelegd door Nederlandse militairen op een bloedige pacificatie-campagne onder leiding van Van Daalen, nog gebruikt kan worden. Dan kunnen toeristen van Medan naar Takengon en vandaar direct naar het Toba-meer; minder tijd, niet dezelfde route terug en nog langs het orang oetang-reservaat ook. Maar dat van die weg kunnen ze toch ook zelf uitzoeken?


Medan, hotel Danau Toba

Ik zit in de lounge mijn aantekeningen uit te werken, na een vaag gesprek met de minister van toerisme voor Sumatra. Alles blijft onduidelijk, behalve mijn betaling, dat is al overgemaakt.

Verkeerd hotel gekozen; Danau Toba is het goede hotel in Parapat, niet in Medan. Opdringerige hoeren. Ik draai me met mijn gezicht naar de muur en begin de notities in te spreken in mijn pocket memo. Gegiechel. Ze denken dat ik in mezelf zit te praten. Later vraag ik aan de balie het telefoonnummer van Jamaludin Hasibuan, verzamelaar van Batak-kunst. "He is the director of the Provincial Mental Hospital." Later, op mijn kamer, geklop op de deur. De directeur en twee potige mannen. "Do you feel all right sir?"

Iwan haalt me op en zet het misverstand recht. Ik eet met hem in de Medan Club, de voormalige Japanse officiers-club. Hij belooft me een auto voor de volgende dag en neemt me mee naar het juiste hotel, Tiara. Hij blijkt eigenaar en ik krijg gratis een business class room. "Next time you stay in one of my houses. I have seven."
´s Avonds zit ik op het terras van Toko Tip Top, tussen rugzak-toeristen en voor een front van manke bedelaars. Er stopt een witte Mercedes, de chauffeur stapt uit, loopt direct naar mij toe en vraagt of ik mister Martin ben. Hij blijkt mijn chauffeur voor de volgende dag en om me terug te brengen naar mijn hotel.
Hoe weten ze dat ik hier ben?



Het linkse blote kindje is een meisje, want ze draagt een cache-sexe
Zelfde verhaal als waarom cherubijntjes altijd jongetjes zijn
Een kinderpiemel is niet opwindend, maar het geslacht van een meisje...
(Een uitzondering zie hier)

Ik had heel mooie zilveren cache-sexes, 14e eeuw, Majapahit
Stom dat ik die verkocht heb


De weg van Medan naar Lhokseumawe, Oost Atjeh

Een saaie eindeloze weg langs overblijfselen van een smalspoor. De Deli-spoorweg? Soms zie je de zee, de Straat van Maleisië. De chauffeur, die echt rustig zou rijden, blijft racen, ik kan vloeken wat ik wil. Hij is kwaad omdat ik de airco uit wilde en een raam open. Dan lijkt het alsof de auto geen airco heeft, waarvoor hij zich schaamt. Misschien moet ik hem trappen, zoals ik Iwan zag doen.

We stoppen om te eten. Op het raam van het eethuisje staat "Bahmi Goreng", een Chinees dus. De chauffeur wil niet mee naar binnen, bang dat hij varkensvlees krijgt. Ik geef hem 500 roepia om ergens anders te gaan eten, en hij zegt dat het te weinig is. Ik zeg dat ik tot nu toe nooit meer dan 600 roepia heb betaald voor twee man inclusief bier voor mij en dat hij het geld maar moet teruggeven als het niet goed is. Ik hóef niet eens voor hem te betalen. Hij rijdt weg en komt later nog terug ook.

Hij gaat nu nóg harder rijden en ik moet hem tegen zijn kop slaan, werkelijk, als ik wil stoppen om foto´s te maken van een pottenbakkerij. "Setop! Setop!", stop stop. Wat een vuur; het hele pand lijkt in brand te staan.
In de omgeving Atjehse huisjes op palen met grote veranda´s in grote stille tuinen.


Lhokseumawe

Een hotel, of beter een bungalow-park, aan het strand, maar met een enorm hek tussen het park en het strand. Om bedelaars en dieven buiten te houden. Mooie bootjes op het strand. Ik loop via de ingang terug naar het strand. Het is er ongelofelijk goor, tot het zand toe.

Atjeh is zwaar islamitisch, maar in dit hotel hoeren en drank. Vandaar ook het hek.
En slecht eten.
Ik ben half dronken geworden, wachtend op mijn biefstuk, ik sta in de keuken, ik zal ze wel eens laten zien hoe je een biefstuk bakt. "Bring me a steak! A steak!" Ze komen aandragen met een blok bevroren vlees van zeker 20 kilo.

Een badkuip, maar een zo dun straaltje water dat het koud is voordat er tien centimeter water in het bad staat. Waarom wil ik trouwens in bad? Ik ga buiten tegen de voordeur op de grond zitten met muziek op mijn kop en een fles whisky. Ongeveer elk kwartier moet ik de koptelefoon afzetten om hoeren af te wimpelen.

Ineens word ik razend. Ik schreeuw dat als er nog een hoer langskomt ik die door het hek het strand op zal trappen. In het Nederlands, maar het helpt.

In het donker komen tranen.



Overste Van Daalen...

(Volgende aflevering hier; alle links hier in een nieuw venster.)