donderdag 22 augustus 2019

Spanje



Lourdes


Ik leerde Spanje kennen en ik voelde me er thuis. Later huurde ik er een huisje, midden in het gebied waar ik ongerestaureerde antieke en "antieke" meubels kocht voor mijn groothandel. Weer later kocht ik dat pand, ging er wonen, en begon er een adviesbureau voor import- en exportzaken van en naar de EU. Spanje zou daar twee jaar later lid van worden. Een lucratieve business die ik later goed heb verkocht aan mijn twee Spaanse vennoten. Jaren later ging ik in Spanje als kok werken. En als er geen aardig kokswerk was, dan als herder, als huisschilder...

Ik kom uit een milieu waarin je tot je eenentwintigste of zo nooit alleen op vakantie ging. Dat mocht niet en je had er het geld niet voor. Maar er was een uitweg, waarmee je op je veertiende al in je eentje naar Zuid-Frankrijk kon gaan. Nou ja in je eentje: als brancardier met de Lourdes-bedevaart mee. We hebben het over 1961. De treinreis was spannend. Ik werkte in de keuken, een goederenwagon met een open zijkant. Elke reis ging er wel een van die talloze zieken onderweg dood. Dat was een enorm gedoe op de grens met uren oponthoud, wat voor al die zieken erg onprettig was in die hitte. Dus werd zo'n dode in een hoek op een klapstoeltje gezet, touw onder de kleren tegen het voorover kwakken, en tegen de douane werd gezegd: "Sst! Eindelijk slaapt ze!"

In Lourdes leerde ik een Baskisch meisje kennen, dat ook bij een bedevaart werkte. Elk jaar zag ik haar weer, want die bedevaarten gingen op vaste tijden. En toen ik student was, ging ik met de trein naar Spanje, met de Kerst en met Pasen naar haar, in Irun. Enzovoorts. We hebben een tijd samengewoond in Nederland, gingen drie keer per jaar naar Spanje, en zo leer je Spaans met vallen en opstaan. De eerste keer bij de slager bestelde ik geen koteletten van melklam maar van melkboer; lechal versus lechero. We zijn nog steeds goede vrienden.



Fuenterrabía, Irun


Toen we nog niet samenwoonden, toen zij dus nog in Spanje woonde, zijn we verloofd. Vanaf dat moment mocht ik niet meer in haar ouderlijk huis slapen. Ik kwam terecht op een kamertje bij een linkse advocaat, die een van de beschuldigden van de Processen van Burgos verdedigde. Ik mocht een keer mee. Halverwege werden we tegengehouden. Er lag ijzel op de bergpas. Na uren mochten we verder (als we naar ijzel vroegen werd er verbaasd gekeken), kwamen veel te laat en mochten de rechtszaal niet in. Zo ging dat in de tijd van Franco. De beklaagden zijn later terechtgesteld op de Garrote vil, de kwaaie strop. Je zat vóór een paal, met een ijzeren band om je nek aan die paal vast. En dan werd er van achteren een dikke ijzeren pin je nekwervels ingedraaid.

De tijden van Franco. Als je op straat Frans sprak (de enige taal waarin we in het begin met elkaar konden spreken) werd je door de Guardia Civil uitgescholden. "Habla cristiano, ateo!" Praat christelijk, heiden. Werd je onderweg aangehouden dan moest je je raampje naar beneden draaien en kreeg je de loop van een Kalashnikov tegen je nek.
Ik was ooit met dat meisje op bezoek bij een vriendin van haar en diens ouders. De vader liet me zijn collectie Zuid-Amerikaanse postzegels zien. We dronken cider, die hij zelf in zijn vakantiehuis maakte. Als de zoetheid precies goed was ging er een fles cognac in om de fermentatie te stoppen. Aardige man. De volgende dag was de stad in rep en roer. Sirenes, barricades, Guardia civil. Bleek die man vermoord. Melitón Manzanas, het eerste slachtoffer van de ETA. Toch niet zo'n aardige man, bleek later. Integendeel. Hij had heel wat gemarteld...

Toen ik dit stukje had geschreven bleek ik totaal vergeten te zijn dat ik in 1955 al eens in Spanje was geweest. Met mijn ouders, in een zeer forse Wolseley. In San Sebastián en daar in het chique hotel Maria Cristina. De auto moest naar de garage en die lag wat verder weg. Rende er een piccolo voor de auto uit om de weg te wijzen. Ik herinner me verder enkel nog dat de trottoirbanden van marmer waren.



San Sebastián