woensdag 23 oktober 2019

Huesca



De kathedraal


Ik vertelde al dat ik in Huesca, midden in Noord-Spanje, dat pension geschilderd had. Kamers, gangen, douches, toiletten, trappenhuizen... Wat ik nog niet vertelde: het zwembad. Voordat de uitbater eens op vakantie ging en het pension sloot, zei hij me dat dat een mooie gelegenheid was om de lobby (groot woord) te schilderen. Tot halverwege de muren donkerblauw, en de rest en het plafond lichtblauw. Ik zeg: "Julián, dat gaat op een zwembad lijken." "Nee hoor." Ik schilderen. Komt ie terug van vakantie, hij kijkt rond en hij zegt: "Kut. Het lijkt wel een zwembad." Ik weer schilderen...

Ik ging dikwijls lunchen in een cafeetje genaamd Benidorm. Daar betaalde je dan twee euro voor een half stokbrood met sobreasada en gesmolten kaas en een goed glas Somontano. Keurige bediening ook nog. Sobreasada: een chorizo-pasta die eruitziet, de consistentie heeft, en gebruikt wordt als filet américain. Typisch: je komt de eerste keer in een kroeg en ze kijken naar je of je elk moment een pistool kan trekken. De tweede keer kijken ze verbaasd-neutraal zeg maar, en de derde keer ben je muy amigo.

Het is het land van de cecina, in koude berglucht gedroogd vlees. Net zoiets als Bündnerfleisch en bresaola en nagelholt, maar dat is enkel rundvlees. In Huesca maken ze het ook van veulen, paard, muilezel, hert, wild zwijn, en van choto: gecastreerde rammen.

Ik vertelde ook al dat ik daar herder was geworden, en dat ik daarom naar een goedkoper pension moest verhuizen. En dat daar volk woonde dat in Nederland in de geriatrische psychiatrie zou zitten. Naast me woonde een man die 's avonds altijd uit het open venster stond te brullen: "Franco! Klootzak!". Het pand was niet zo groot en er was een grof gat ergens in een muur gehakt en dat was de doorgang naar het belendende ook vervallen pand met ook dezelfde soort bewoners. Daar woonde een man die in een kamer zonder deur angstig van onder de dekens uit lag te kijken, die ik soms trof in de douche (geen warm water) en die dan schielijk weg rende.

Er woonde ook een collega-herder, en toen ik wat gevonden had met wél warm water en voor nauwelijks meer geld, vertelde ik hem dat. "Dan kan je douchen." Hij zei: "Ach, douchen... Ik weet niet... Je wordt er zo nat van..."

Mijn bed werd in die eerste tent opgemaakt door een heel mooie meid. Ik plukte onder mijn werk fruit van bomen in de bermen en nam dat voor haar mee, wat niet mag. Je mag 't eten, niet meenemen. "Wanneer ge door een wijngaard van uw naaste komt, moogt ge druiven eten zoveel ge wilt, maar er geen meenemen"; Deuteronomium 23:25.
Dat fruit legde ik 's morgens op mijn bed, nadat ik eerst zorgvuldig op doodgespoten schapenvlooien had gecontroleerd. En dat fruit was dan 's avonds weg. Na een tijdje lukte het me om een afspraak met haar te maken. Op een zondag zouden we wat gaan drinken. Ik nam die zondag vrij. Stom, want je krijgt dan minder geld, en je geeft meer uit. Maar goed, we gingen dus wat drinken. God, wat bleek die meid zuur te stinken... Het was meteen over met de liefde.



Het casino
Lees: de sociëteit