vrijdag 10 augustus 2018

Lombok




(Lang geleden)


Eind 80-er jaren bereisde ik regelmatig Indonesië. Ik controleerde projecten voor een hotelketen. In mijn vrije tijd controleerde ik projecten voor missie-organisaties. Je zag er vreemde dingen. We moesten ergens tanken, de pompbediende lag te slapen op een stapel oude banden, claxonneren hielp niet, ik gaf hem een porretje en hij viel dood van die stapel. Dat soort dingen.

Voor een missieorganisatie controleerde ik ooit kleinschalige varkensfokkerijtjes. Dat was op Sumatra, in streken waar weinig moslims woonden natuurlijk. Ik ging bij vijf fokkerijtjes langs, elk in een ander dorp, wat nogal een gedoe was want het was net de tijd van de rijstoogst en die wordt daar dan op de weg te drogen gelegd. Daar ga je natuurlijk niet overheen rijden (bobo´s doen dat wel) en er langs rijden kan niet want dan zak je in de modder. Die vijf fokkerijtjes werden gerund door een gepensioneerde missionaris op een derdehands brommer. Toen ik hem de eerste keer zag dacht ik "Hé, een Indonesiër met een lange baard", zo bruin was die man.
Nu was er in de buurt van een van die projectjes iets soortgelijks opgezet door ons Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, dus daar ging ik eens kijken. Het was ongeveer even groot als die andere, maar er was wel een verschil: dat project werd gerund door vijf Nederlanders, waaronder een socioloog en een poppenkast-speelster. Van poppenspel heb ik er niet kunnen genieten want ze waren alle vijf dronken. Van dorpelingen hoorde ik dat ze dat altijd waren. Die poppenkast-speelster, volgens eigen zeggen een "communicatie specialiste", wilde met me naar bed, wat ik van mijn meereizende pleegdochter niet mocht. Niet dat ik het van plan was trouwens.

Aan het einde van zo´n reis maakte ik mijn verslag en daarna ging ik dan enkele dagen naar een stukje Indonesië waar ik niet eerder was. Deze keer zat ik op Bali mijn eindverslag te maken. In een bloedhete kamer, want airconditioning vind ik nog erger. Als ik over het beeldscherm van mijn draagbare computer, toen nog het formaat van een kleine koffer, naar buiten keek zag ik mijn dochter in het zwembad liggen. Op een avond bespraken we waar we naar toe zouden gaan als ik klaar was. Timor besloten we. Uiteindelijk ging dat niet door vanwege de enorme reistijd, wat maar goed was want het was enkele dagen voor dat bloedbad in Dili. Het werd Lombok. Erheen vliegen lukte niet want het was een shuttle en dan moet je een dag of twee in de rij staan of steekpenningen betalen, en aan beide heb ik een hekel. We gingen met een boot, een roestig gevaarte dat licht scheef hing. Gelukkig hadden we een koffersjouwer, want je moest over enge trapjes naar boven. Mijn dochter droeg een jurk, dus van die koffersjouwer mocht ze voor gaan.




De eerste klas was een donker hol met een brullende TV, waar het erger naar zweet stonk dan ik ooit eerder geroken had. De tweede klas was vol, dus we besloten maar derde klas te gaan zitten, dat wil zeggen op het dek. We hadden van daar zicht op het ruim, waarin diverse nog net niet uit elkaar vallende vrachtwagens stonden. In de laadbak van een van die vrachtwagens lag een platte plastic zak van twee bij vier meter, waaruit op elke vierkante decimeter een eendennek stak. Bij aankomst vier uur later was een kwart van die eenden dood en wij totaal verbrand. Die aankomst was wel van een -zeg maar gerust- kalenderachtige schoonheid: ondergaande zon, bergen, vissersbootjes in een baai... Toen er nog maar één vrachtwagen in het ruim stond wilde mijn dochter al dat trapje af, weer naar beneden het ruim in, maar omdat ik zag dat de sporten hier en daar nogal scheef waren weggedrukt zei ik dat ze even moest wachten. Die laatste vrachtwagen zette zich in beweging, schoot een eind terug en het trapje was helemaal plat. Mijn dochter was uren later nog wit.

Naar Lombok hoef je niet heen. Op een enkele kleurrijke Spaanse pepermarkt na is het er òf precies een te toeristisch deel van Bali òf er is geen accomodatie. Zelfs geen "losmen", logement. Ze hebben er diverse tempels, maar daar heb je na Bali even geen behoefte aan. In mijn gids stond dat de helft van de bevolking moslim was. Nou, dat was dus de hele bevolking met alle gedoe van dien. In het museum kon het licht niet aan want het was vrijdag en dan zat de persoon die het knopje mocht bedienen in de moskee. En overal van die vreselijk vervelende apen. Eentje, niet hoger dan 30 centimeter, greep mijn pink; het was alsof er met een waterpomptang in werd geknepen. We verhuisden van zo´n eng Club Med-achtig hotel naar een ander in de hoofdstad, een hotel vol Belgen en met de vreemde naam Granada. Hoe komen ze aan zo´n naam. Maar ik moet zeggen: na een maand lang enkele keren per dag koffie zonder suiker en met koude verse melk, en thee zonder suiker en met citroen te hebben besteld, en die bestelling nooit maar dan ook nooit correct gekregen te hebben, was het hier de tweede keer in orde. Als je ontbijt op het tafeltje in je tuintje werd gezet sprongen er wel ogenblikkelijk een paar schurftige inteeltkatten op (knopen in hun staart), op de vloer van de kamer lag een ruw hoopje cement waaraan je steeds vreselijk je voet stootte en in het restaurant liepen er over de tafels bendes heel erg kleine maar supersnelle miertjes, de Lombokse Race-mier volgens mijn dochter. Die, toen ze de eerste keer de badkamer in ging, in glas trapte. Toen ik haar voet verbond kon ik zien dat het met haar voetschimmel beter ging. Ik denk omdat, toen we de dag ervoor bij Dany´s sate waren wezen eten (erg lekkere sate, van gehaktballetjes en van merg en zo, maar wel weer die katten en geen bestek), ze in het toilet ineens met haar blote voeten in 20 centimeter urine stond. Die blote voeten, dat kwam omdat we vlak daarvoor in een zeer lek bootje vervoerd waren geworden vanaf Gili Aer, waarover verder meer.




De flora van Lombok is erg interessant. Daar "begint Australië" zeg maar, evolutionair-technisch. Mocht u per se naar Lombok willen gaan dan enkele tips. Overal op de muren staat "Patut Patuh Pacu", als ik het goed heb onthouden. Pacu spreek je uit als patsjoe. Die tekst betekent iets in de trant van "alles samen goed"; als iedereen samenwerkt dan gaat alles goed.
Wat u er moet gaan zien is dat paleis in de buurt van Mataram, en daar dan dat balkonnetje van waaruit die koning in de badruimte van de dames kon kijken. En ze hebben er een enorm lekkere soort bebotok (gehakt in koolbladeren), wat ze daar bèhbuttok noemen. Van geitenvlees dus. En als u met Lombokkers eet, zonder bestek dan dus, alleen uw rechterhand gebruiken. De linker is om je achterste af te vegen. En, we zijn nu terug aan tafel, pas je rechter hand spoelen in die kom als iedereen klaar is. Allemaal tegelijk. Patut Patuh Pacu.

Dat eiland Gili Aer, daar moet u niet intrappen. Een enorme pannenkoek met 100 koeien en 1000 klapperbomen. We zaten er wel, dat moet ik toegeven, in een losmen voor zeven Euro per dag voor twee personen voor een huisje met een betegeld hoekje waar je je met water kunt overgieten, veranda met ligstoelen, twee grote bedden met klamboes, volledig pension (ze lopen een uur als je vraagt of je dit of dat kunt eten) en koffie en thee zoveel je maar wilt. Dat wel. Nu zal het er trouwens nóg goedkoper zijn. Stroom en telefoon is er niet op dat eiland, dus je moet niks aan je blinde darm krijgen. En een draagbare computer kan je er niet gebruiken want binnen de kortste keren staat dan helft van de bevolking om je heen, te kijken hoe je probeert de torren van je beeldscherm weg te slaan.

Toen we van Lombok naar Gili Aer gingen lag er een bootje klaar, waarnaast enkele mensen zaten te wachten. Na betaald te hebben stapte iedereen in en we vertrokken. Dat systeem is simpel. Indonesiërs wachten uren tot er een toerist komt die voor de hele overtocht betaalt. Een van de passagiers raadde me de losmen Bu Pati aan als enig goed logeer-adres. Later bleek hij natuurlijk de eigenaar. Zijn vrouw vertelde me een verhaal. Dat er Australiërs zaten met een meisje van een jaar of twee, dat die Australiërs in ene weg waren met achterlating van dat kind, maar dat ze na enkele jaren dat kind toch maar waren komen ophalen. En dat zij Pati heet en dat kind dus Bu Pati zei, moeder Pati. En dat haar man dat wel een goede naam voor die losmen vond. Bu Pati klinkt als Bupatih, districthoofd.