zaterdag 15 november 2008

Een gelukkig leven


Wakker geworden,
vandaag niet door het kind maar
door geratel en geknal in de verte.
Knallen en feesten, dat kunnen ze hier.

Ik zeg
Wat nou weer voor feest?
Ze doet haar ogen open
en weer dicht,
haar mondhoek krult, ze draait zich om,
duwt haar warme lijf tegen het mijne
en zegt
Die Laden haben sicher wieder zu.

(Onze dialogen zijn meertalig;
het eerste wat ze tegen me zei was
Nein, für mich keine Fritten;
Mein Vater hatte fünfzehn Jahren
ein frietkot.
Tegen het kind spreekt ze enkel Vlaams.)

Hoe dan ook, zeg ik,
Afspraak is afspraak,
Je zei
Er muss nach Aussen.
De bakker is altijd open
En wijn kopen we in de kroeg.

Niet veel later lopen we
drie mooie kilometers door de bergen, Lowieke
in mijn armen,
we plukken melkzwam.

Vlak voor het laatste en erg steile stuk,
Carrer Calvari heet het dan ook,
een bron, een bank en een uitzicht van
zeg maar gerust
Kalenderachtige schoonheid:
bergen, dorpjes, een wit kerkje tegen de blauwe zee
en die vol witte zeiltjes.

Juist als we aankomen op het dorpsplein,
hijgend en zwetend,
komt een processie uit een zijstraat.
Langzaam.
Heel erg langzaam.

Voorop zes verklede meiden,
dan acht priesters,
(de dochter van de slager zegt
De priesters elk jaar ouder,
De meiden jonger),
dan tien notabelen,
dan Sint Rafaël, want die was het, onder een baldakijn,
en daarachter de muziek.
Uiterst langzaam spelend.
En treurig.
En vals.

Ik denk
Mijn Dorp
Lowieke zet
Grote Ogen
Zij zegt
Mexikanische Beerdigungsmusik
Ze heeft gelijk
en niet alleen omdat ik van haar hou.

Later, in de dorpskroeg,
tussen met veel lawaai domino spelende bejaarden,
vreemd volk aan de tap, vrouwen ook nog,
gaat Lowieke, Wittekop, in het rond.
Ik zeg
Kus hem niet mevrouw,
Het is een Moor
(een ongedoopte)

Buiten staan de glazen klaar,
daarom kon er geen taxi komen,
en trouwens
de muziek komt er weer aan.
Minder langzaam,
minder treurig,
minder vals.

Zij zegt
Wir gehen.
Ik betaal nog geen tien gulden voor
de meegenomen wijn,
vijf grote glazen wijn,
een portie bloedpudding voor Lowieke,
een portie zout lupinezaad voor haar,
een portie pikante pens voor mijzelf en
we aten minstens een half brood.

De bakker wàs open,
de winkel dicht.
De meegenomen zoute pepers,
ik mag ze niet betalen,
de kroegbaas zegt
Volgende keer,
ik zeg
Voor bij de bonen vanavond,
brengen de eigenaresse van
Levensmiddelen En Koloniale Waren Het Paradijs,
drie vierkante meter dozen en kratten,
in verlegenheid.
Ze zegt
Ik had u moeten vertellen
Dat het feest zou zijn.
Zal ik de winkel even voor u openmaken?
Nee dank u wel mevrouw.
Het rolluik alleen al kost tien minuten.

Terug bij de bron
tussen overvolle sinaasappelbomen
zeg ik
Mijn oma zei altijd
China´s appelen.