maandag 4 mei 2015

4 mei



Maandag 3 april 1944

Lieve Kitty,

Geheel tegen mijn gewoonte in zal ik je toch maar eens uitvoerig over het eten schrijven, want het is niet alleen in het Achterhuis, maar ook in heel Nederland, in heel Europa en nog verder een zeer voorname en moeilijke factor geworden.

We hebben in de 21 maanden, die we nu hier zijn, al heel wat 'eet-periodes' meegemaakt, wat dat betekent zal je direct horen. Onder 'eet-periodes' versta ik periodes waarin men niets anders te eten krijgt dan een bepaald gerecht of een bepaalde groente. Een tijd lang hadden we niets anders te eten dan elke dag andijvie met zand, zonder zand, stamppot, los en in de vuurvaste schotel, komkommers, tomaten, zuurkool enzovoorts enzovoorts.

Het is heus niet leuk om elke middag en elke avond bijvoorbeeld zuurkool te eten, maar je doet veel als je honger hebt. Nu hebben we echter de mooiste periode, want we krijgen helemaal geen verse groente. Ons weekmenu van 's middags bestaat uit: bruine bonen, erwtensoep, aardappels met meelballen, aardappel-chalet*, bij de gratie Gods nog eens raapstelen of rotte wortelen en dan maar weer bruine bonen. Aardappels eten we voor elke maaltijd, te beginnen bij het ontbijt wegens gebrek aan brood. Voor soep nemen we bruine of witte bonen, aardappels, julienne uit pakjes, koninginne uit pakjes, bruine bonen uit pakjes. In alles zit bruine bonen, niet het minst in het brood.

's Avonds eten we altijd aardappels met kunst-jus en, dat hebben we gelukkig nog, rode-bieten-sla. Over de meelballen moet ik nog spreken, die maken we van regeringsbloem en gist. Ze zijn zo plakkerig en taai, dat het is of er stenen op je maag liggen, maar afijn!

Onze grote attractie is een plakje leverworst elke week en de jam op droog brood. Maar we leven nog en vaak vinden we onze schamele maaltijden zelfs nog lekker.

Je Anne


[* Chalet zie hier]