(Eerste aflevering zie hier; alle links hier in een nieuw venster.)
Dinsdagmorgen loopt de wekker af om half 6, dat is een redelijk tijdstip, beter dan die 4 uur van gisteren. Nadat ik me gewassen heb loop ik het restaurant in. Ik bestel een bak koffie, en een ‘Strammer Max’, een uitsmijter. Ondertussen lees ik de Bild Zeitung. Als mijn uitsmijter komt zie ik dat ze gebakken spek onder de eieren gedaan hebben. Dat was eigenlijk niet mijn bedoeling geweest, want zo groot is mijn honger nu ook weer niet. Maar ik ga niet lopen zeuren op de vroege morgen, en begin te eten. Als ik er eenmaal aan bezig ben smaakt het toch wel prima, en voordat ik het weet is mijn bord leeg, en mijn koffie op. Om half 7 rij ik weg, en twee uurtjes later sta ik op de fabriek in Bernburg. Vroeger kwamen we hier veel, maar het is toch alweer jaren geleden voor me. Zo te zien is er niks veranderd, en als ik naar binnen rij zie ik weer precies waar ik naar toe moet. Op de laadplek aangekomen zie ik zelfs een bekend gezicht, altijd leuk om weer eens ergens te komen waar je herkent wordt.
Voordat we gaan laden moet er
eerst even koffie gedronken worden, en natuurlijk wordt er slap geauwehoerd
over vroeger. Twee uurtjes later rij ik vrolijk weer naar buiten. Er zijn
slechtere laadadressen… Veel slechtere.
De geladen container moet naar
Spanje, en hij gaat vanuit Zeebrugge met de boot naar Bilbao.
Ik moet via de zaak, want ik moet
een andere oplegger gaan halen. Wij hebben een paar ‘side-loaders’, hiermee
kunnen we zelf containers op- en afzetten zonder dat we dus afhankelijk zijn
van anderen. Ik moet zo’n side-loader gaan ophalen omdat ik vanuit Zeebrugge
naar Frankrijk moet met dat ding. De planning is dat ik in de buurt van Le
Havre een lekbak moet gaan ophalen bij een kerncentrale. Een lekbak is
overigens een gecertificeerd ‘bassin’ waar we een container bovenop kunnen
plaatsen. Op die manier komt er bij eventuele lekkages niks in de bodem
terecht. Simpel doch doeltreffend. Maar eerst even langs de zaak om te gaan
omkoppelen dus. Aangezien ik nog acht rij-uren over heb kan ik het met een
beetje mazzel wel redden tot thuis denk ik. Maar onderweg op de A2 vervliegt de
hoop om thuis te komen. Dit is één van de drukste snelwegen van Duitsland,
aangezien het een van de hoofdwegen van en naar Oost-Europa is. En dat merk je.
Het barst van de Oost-Europese vrachtauto’s, en het is stervensdruk. Om de 20
minuten staan we zomaar even 10 minuten stil. Op deze manier smelt mijn rijtijd
als sneeuw voor de zon, en op een gegeven moment zie ik dat het niet meer
haalbaar is om binnen mijn toegestane 10 rij-uren thuis te komen. Da’s jammer,
want ik mag graag thuis zijn. There is no place like home zegt men, en ik ben
het daar mee eens. Helemaal jammer wordt het als voorbij Hannover de drukte
afneemt, en het ineens weer loopt als een speer. Maar nu is het te laat, ik heb
al teveel tijd verloren. Ik stop op een autohof in Porta-Westfalica om mijn
verplichte pauze te maken. Deze autohof is nieuw voor mij, en dus kan ik de
zaak even mooi verkennen. De koffie is goed, maar voor de rest staat deze zaak
mijn niet echt aan. Veel te ‘nieuwerwets’ en het lijkt meer op een fabriek dan
op een Autohof. De prijzen zijn niet van de lucht, en ik denk dan ook dat ik
hier niet snel zal stoppen om te eten.
Om half 8
’s avonds stop ik in Straelen, net voor de Nederlandse grens. Bij Andrea ben ik
al vaak genoeg geweest, en hier is het altijd goed en gezellig. Bovendien staan
er veel Nederlanders, en tref ik er regelmatig bekenden. Nadat ik even
gedouched heb ga ik lekker op het terras zitten. Binnen zit trouwens haast
niemand, want het is veel te warm. Ik bestel een lekker koud glas Warsteiner,
en zie twee bekenden zitten. Natuurlijk schuif ik bij hen aan tafel, en ik
vraag de kaart aan Andrea. Dit is niet zo’n nieuwerwetse Autohof, maar een oud,
degelijk ‘Rasthaus’. Dat zie je ook aan de kaart, want die is niet super
uitgebreid, maar er is keus genoeg. Ik ga vandaag voor een Steak Teller, met
gebakken aardappeltjes en salade. Als mijn eten komt zie ik een bord met drie
verschillende stukken vlees. Een stuk rumpsteak, een stuk kalkoensteak, en nog een
ander soort steak… geen idee wat. Dit was wel een foto waard geweest, maar
natuurlijk heb ik alles in de auto liggen, en ben ik te lui om het te gaan
halen. Vandaar dat u dus geen foto te zien krijgt. Maar ik heb het wel gezien,
en bovendien geproefd. Heerlijk! Na het eten bestel ik nog een glas bier, en ik
vraag Andrea of ze ijs heeft. Ik heb pech, ze heeft geen ijs. Ook dat kan
gebeuren in een klein restaurantje, en dat geeft niks. Ik hou haar wel een
beetje voor de gek door iedere keer als iemand iets besteld te roepen dat ze
geen ijs heeft. Na een keer of drie is ze het zat, en als ze me nog een glas
bier brengt krijg ik meteen een paar ijsklontjes in mijn nek. So, hier ist dein
Eis, zegt ze lachend. Ik had erom gevraagd natuurlijk, en we lachen er met zijn
allen smakelijk om. Meteen erachteraan vraag ik voor slagroom, maar begin nu
toch maar een beetje voorzichtig te worden…. Ik wil geen slagroom in mijn nek!