Torens en zo
Als ik denk aan een kerktoren, dan
denk ik aan de kerktoren van dat dorpje in de Pyreneeën, waar bovenin de koster
met zijn zus woonde. Of ik denk aan dat echtpaar dat boven in de toren van de
kathedraal van León woonde. Of was het de kathedraal van Burgos? Die hielden
daar een varken wat, toen het geslacht moest worden, te groot was om beneden te
krijgen en wat dus boven in die toren is geslacht. Die mensen hadden trouwens
een dochter van een jaar of 16 die ´s avonds nooit het huis uit kon omdat de
kerkdeur om een uur of zeven dicht ging. Die dochter is ooit van die toren
gesprongen.
Of ik denk aan die kerktoren in een
dorp ergens in Estremadura. Die toren stond los op een pleintje, de kerk was
ooit afgebrand. Door een gat in de deur kon je het begin van een trap zien, met
daarop twee geraamtes in vergane kleding. Niemand die ooit op het idee kwam die
deur open te maken. Maar op een bepaald moment moest het wel, omdat er stenen
naar beneden begonnen te vallen. Toen bleken er op die trap bijna 200 geraamtes
te liggen van Franse soldaten uit de 18e eeuw. Die hadden ze in die toren
opgesloten en laten verhongeren.
Als ik aan kerktorens denk, denk ik
natuurlijk ook aan Acquoy in de Betuwe, waar ik een tijdje heb gewoond. Aan de
scheve toren daar, met ernaast het graf van domineesvrouw Pisa.
Als ik aan de Betuwe denk, denk ik
aan die schoenmaker in Asperen, die niets wilde rekenen voor het repareren van
mijn Churches, omdat hij nog nooit zulke mooie schoenen had gezien.
Of ik denk aan die man van dat
hotel-restaurantje in Rossum. "Houdt u van bloemkool?" -"Nou
nee." "Dan moet u mijn bloemkool eens proeven." Even later zag
ik hem, we zaten aan het raam, de tuin in lopen en daarna terugkomen met zo´n
lichtgroene Escher-bloemkool.
En dat doet me weer denken aan de
eigenaar van dat restaurantje bij Las Arenas, die we met een hengel zagen
weglopen nadat we forel hadden besteld. Hij was overigens spoedig weer terug
met twee forellen.
Als ik aan de Betuwe denk, dan denk
ik ook aan dat vrouwtje wat in het café naast dat hotelletje in Rossum zei dat
de mensen in de Betuwe zo ruw zijn en een Lombroso-kop hebben omdat de donder
tussen de grote rivieren blijft hangen. Dat was naar aanleiding van wat het
zoontje van een vriendin van me riep toen we er binnenkwamen: "Dat is
Vuile Jan!". Bij de moeder van Jan was de moeder van dat jongetje ooit
aardbeien-plantjes gaan kopen maar ze was nog niet thuis. "Kom maar zolang
binnen" had Vuile Jan gezegd. En toen ze aan de keukentafel zaten, merkte
ze dat hij zich zat af te trekken.
Als ik aan café´s denk, denk ik
altijd aan Dikke Miet, uitbaatster van Café
Donkers (op een bordje naast de deur), Herberg
De Brug (boven de deur) en (op de ruit) Café
Dikke Miet in Beek en Donk. Hoe Miet altijd achter de tap in een oude
fauteuil televisie zat te kijken. De jenever staat in de ijskast waar de TV op
staat, daar kan ze net bij, en met haar linker arm kan ze bij de tap. Als je
iets anders wilt zegt ze "Dor stu´gut. Ge pakt ´t zelluf mor."
Hoe ze me haar man voorstelde.
"Di is Piette. Piette is minne mens. Piette hee kaanker." Piet:
"Ja; ik hè kaanker." Later liet Piet me zijn verzameling Harley
Davidsons zien. In het midden op een verhoging stond een crème-kleurige, waar
hij met moeite op ging zitten, daarna trots rondkijkend. Rijden kon hij niet
meer.
Als ik aan Miet denk, denk ik altijd
aan die ene avond. Ik zat er met verder enkel een erg lastige en erg dronken
zigeuner uit het kamp van Bakel, een man met rossig haar wat alle kanten
uitgroeide en die ik ooit bij zijn binnenkomen had horen zeggen dat hij
controle had gehad maar dat ze de valse honderdjes niet hadden gevonden. Die
man stond op die bewuste avond op om naar de plee te gaan, struikelt over de
rand van de open haard, valt er met z´n kop op, blijft bewegingloos liggen en
begint enorm te bloeden. Ik zeg "Miet, bel de politie of zo!" Miet
stond zuchtend op, dat kost haar altijd veel moeite, keek over de rand van de
tap, ging rustig weer zitten en zei "Lot um mor kapot gon."
Heintje van Vlissingen kwam er ook,
maar daar denk ik niet zoveel aan. Wel aan meester Lier, een bastaardzoon van
prins Hendrik. Die kwam er ook. Die heeft ooit z´n vrouw verstikt met een
kussen. Op Tweede Kerstdag. Omdat ze kanker had.