maandag 7 oktober 2013
Albert Camus
De gevangene
'Heb je honger?'
'Ja,' zei de gevangene.
Daru dekte de tafel voor twee personen. Hij nam wat olie en meel, kneedde daar in een koekepannetje een soort pannekoek van en stak zijn butagas-komfoor aan. Terwijl de koek stond te bakken liep hij naar buiten om uit het bijgebouw kaas, eieren, dadels en gecondenseerde melk te halen. Toen de koek gaar was, zette hij hem in de vensterbank om af te koelen, warmde de gecondenseerde melk, die hij met water verdund had, op en maakte ten slotte een omelet van de eieren. Terwijl hij zo bezig was, stootte hij telkens tegen zijn revolver, die hij in zijn rechterbroekzak gestopt had. Hij zette de kom neer, liep naar het schoollokaal en legde de revolver daar in de la van zijn lessenaar. Toen hij weer in de kamer terugkwam, begon het donker te worden. Hij stak het licht aan en schepte het bord van de Arabier op. 'Hier, eet op,' zei hij. De ander nam en stuk van de pannekoek en wilde dat juist gretig in zijn mond stoppen toen hij ophield.
'En jij?,' vroeg hij.
'Eet jij maar eerst, ik eet ook heus wel.'
De dikke lippen gingen een weinig open, de Arabier aarzelde nog even, maar nam toen resoluut een hap van de pannekoek.