donderdag 13 juni 2013
N.W. Gogol
Wie eet, verveelt zich niet (2)
Tsjitsjikow had zo ongeveer zijn twaalfde portie binnen en dacht: 'Nou zal-ie toch wel niks meer kunnen bedenken.' Maar daar had hij buiten de waard gerekend: zonder een woord te zeggen legde zijn gastheer hem een aan het spit gebraden hele kalfsrug op zijn bord, met de nieren erbij [en dus ook het niervet] en wat voor een kalf!
'Dat kalf,' zei de gastheer, 'heb ik twee jaar met melk gevoed, ik heb het als een zoon vertroeteld!'
'Ik kan niet meer, ' zei Tsjitsjikow.
'Probeer het nou eerst eens en zeg dan: ik kan niet meer.'
'Het gaat niet, er is geen plekje meer vrij.'
'Ook in de kerk was geen plekje meer vrij, maar toen kwam de stadscommandant, en opeens was er wel plaats. En dat, terwijl het zo vol was dat er geen appel meer had kunnen vallen. Probeert u maar: dit stukje is net zo'n stadscommandant.'
Tsjitsjikow probeerde het en inderdaad was het stukje net een stadscommandant: er kon nog plaats voor gevonden worden, al had het eerst geleken dat er werkelijk niets meer bij kon.