donderdag 6 juni 2013
G. Tomasi di Lampedusa
De opluchting der Sicilianen (1)
De prins met zijn savoir-vivre zou nooit aan Siciliaanse gasten in het binnenland een diner aangeboden hebben, dat begon met een potage en hij week gemakkelijk van deze regel van de haute cuisine af, daar dat met zijn eigen smaak overeenkwam. De notabelen van Donnafugata hadden echter zo dikwijls horen spreken over de barbaarse, buitenlandse gewoonte om een slappe bouillon als eerste gerecht op te dienen, dat zij hun hart angstig voelden kloppen aan het begin van plechtige diners. Toen daarom drie in groen, goud en poeder gehulde dienaren binnentraden en ieder der gasten een bijzonder groot, zilveren bord met een torenhoge macaroni-pastei [pasticcio] voorzetten, konden slechts vier van de twintig aanzittenden hun blijde verrassing verborgen houden: de prins en de Prinses, omdat zij het verwachtten, Angelica door haar gemanierdheid en Concetta door gebrek aan eetlust. Alle anderen (Tancredi inbegrepen, hoe treurig het ook is, het te moeten zeggen) toonden hun opluchting op verschillende wijzen, waarvan het geestdriftige, enigszins fluitende geknor van de notaris en de schelle kreet van Francesco Paolo de uitersten waren. De dreigende rondgaande blik van de heer des huizes deed overigens die ongepaste manifestaties dadelijk verstillen.
Goede manieren daargelaten, het was geen wonder dat die monumentale pasteien uitroepen van bewondering oogstten. Het goudbruine omhulsel, de geur van suiker en kaneel, die er uit opsteeg, waren slechts het voorspel van het aanlokkelijke, dat uit het binnenste te voorschijn kwam, wanneer het mes de korst doorsneed: eerst steeg er een geurende damp uit op en daarna zag men kippelevertjes, harde eieren, stukjes ham, kip en truffel in de weke, zeer hete massa korte stukjes macaroni, waaraan de vleesbouillon een fijne gemzekleur gaf.