woensdag 10 april 2013
Mao
Li, "Het privé leven van Mao onthuld door zijn lijfarts Dr. Li Zhisui"
Toen Lilian en ik in 1945 daar [de badplaats Beidaihe] waren, stonden we om twee of drie uur 's nachts op, wanneer het eb was, en liepen we over het strand om mosselen en zeeschelpen te verzamelen. Om vier uur 's morgens begonnen de vissers hun morgenvangst te verkopen, en kochten we ons voedsel voor die dag. De krabben waren uitzonderlijk lekker, maar Lilian en ik genoten het meest van een soort platvis, die de Chinezen bimuyu noemen [bot]. De vis bracht herinneringen bij ons boven aan een Chinees liefdesgedicht over twee bimuyu die samen naar zee zwemmen.
Het weer tijdens dit bezoek met Mao in 1956 was, na de hitte van Peking, een verademing. Elke morgen en avond kwamen er een lichte, mistige, zoute bries uit zee opzetten. Op die momenten was het aangenaam en koel. Voor onze villa lag een glad zandstrand, dat in beide richtingen ongeveer tien kilometer lang was. We konden aan de verre horizon de kleurrijke ouderwetse jonken van de vissers op en neer zien dansen. Voor ons gebouw stonden vier pruimenbomen, waarvan de takken doorbogen onder het gewicht van het fruit. De paarse pruimen waren koel en zoet. We konden er zoveel plukken als we maar wilden. Beidaihe bezat nóg een delicatesse: paddestoelen. Na een regenbui gingen we in kleine groepjes in de bossen op zoek naar de grote, zoete, naar dennenhout geurende paddestoelen [matsutake], die onder invloed van het regenwater overal opdoken. Wanneer we uit de bossen terugkwamen gaven we onze tas vol paddestoelen aan onze kok. Hij mengde ze met gedroogde garnalen en maakte er een heerlijke, goedgevulde soep van. Mao vond onze paddestoelensoep niet lekker, maar Jian Qing [de derde vrouw van Mao, later "lid van De Bende van Vier"] was er dol op.