zaterdag 19 oktober 2013

Louis Couperus


Een schotel edelstenen (1)

Hij was in dit tafelgenot zo zinnelijk geworden, dat het hem bijna ernstig maakte. Met zijn gunstelingen besprak hij de meer en mindere deugden dier gerechten - toen plots een gebrul en opschudding. Want al waren zij tam, de leeuwen, tijgers en panters, die aan rozenfestoenen om koperen kettingen de belluariï binnenvoerden, de gasten waren toch bang voor een muileknauw of een smak met een poot. Antonius klapte in zijn handen. Voor de sigma deden de wilde beesten hun kunsten. Uit overdaad werden zij daarom beloond met een pauw of een flamingo. Maar aan de tafel van Gordianus, zilveroverdekt, verwonderden zich de parasieten om de vreemde schotels, die de dansende deernen rijkten. Dat waren biggentepels, heel vreemd van smaak, maar zo men gewend was, overheerlijk, maar dat waren ook erwten, waartussen korrelen goud, die de parasieten met grabbelvingers zochten op hun bord en vastbonden in een slip van hun kleed; dat waren linzen met edelstenen doormengd, en rijst waartussen parelen; dat waren wel kostbare schotels, hoffelijk bedoeld, maar moeilijk te eten voor wie indigestie vreesde.